WILLEM VAN TOORN

4 gedichten ter gelegenheid van de 4 mei herdenking 2014 in De Baarsjes

Op verzoek van het 4 mei comité De Baarsjes heeft de in De Baarsjes geboren schrijver Willem van Toorn het gedicht Hoge Wind geschreven. De overige gedichten heeft hij op eigen initiatief geschreven.
Het 4 mei comité De Baarsjes is hem zeer erkentelijk dat deze gedichten gebruikt mogen worden voor de 4 mei herdenking 2014. Het auteursrecht berust bij Willem van Toorn. De gedichten mogen alleen met zijn toestemming worden gepubliceerd.

Hoge wind

denkend aan G. Durlacher, Strepen aan de hemel

Zo hoog. Zo hoog, daar kunnen ze niet bij
met hun zoeklichten en afweergeschut.
Lijnen met witte inkt getrokken in het laat
blauw boven de polder. De vliegmachines klein

als zilveren stofdeeltjes op het achterdoek
van het heelal. De jongens in hun avondstraat,
de Hoofdweg,weten dat het vrienden zijn,
daarboven, onze redders, ook al slaat
het luchtalarm als honderd honden aan,

jankend van onmacht. Windstil houdt de stad
haar adem in. Hoe dan toch de strepen
daar in de lucht tot waaiers en windveren
en vreemde wezens uitwaaien? Heeft de hemel

de wind verheven opdat onze helden
sneller naar het oosten kunnen? Hoge wind,
zegt een buurman. En een andere:
Amerikaanse bluf – die moet fout zijn.
Het is nog uren vliegen naar Berlijn.

Willem van Toorn

Luchtalarm

In het speelkwartier mochten de groten buiten
in de Orteliusstraat. Bij het gejank
van de sirenes moesten we zo hard
als we maar konden rennen naar de kerk,

de roomse, aan de Postjesweg. Onder een berg
aarde met plaggen was de schuilkelder. Ik weet niet hoe vaak
we daar op de klamme houten banken zaten
in een rechthoekig raamloos hol half in de grond.

Het dof blauw licht alleen van de lantaren
van de man van de luchtbescherming die je plaats
aanwees. Blauwbleke gezichten. Wolken van adem
in de vochtige lucht. Wachten. Niet praten.

Gefluister toch van de twee oude vrouwen
met sjaals om hun hoofd, over het onzegbare
dat was gebeurd: twee mannen opgepakt
en doodgeschoten door de Duitsers. Zoon en vader

uit de Witte de With – een naam nog pas
geleerd bij geschiedenis. Het had met verzet te maken.

Daarna de lange toon dat het weer veilig was.
De vrouwen gingen op brekelijke benen
haastig naar huis langs de Orteliuskade.
Wij moesten in de rij terug naar de klas.

Willem van Toorn

Hongerwinter

Na zonsondergang mocht je niet buiten komen.
Dat heette spertijd. Straten en pleinen waren
doods en onverlicht. Alleen Duitse patrouilles
en barse agenten op de fiets reden nog rond

op zoek naar schimmen die langs de huizen slopen.
Om wat te doen? Bijvoorbeeld de verboden
blaadjes als De Waarheid en Vrij Nederland en Trouw
bij mensen in de bus stoppen. Wie werd betrapt

werd doodgeschoten. Zo bang zijn dictaturen
voor het vrije woord. Het was een barre winter,
er was geen eten meer in Amsterdam. Honger en gure
kou maakten dat mensen dood bleven op straat.

Wij werden wakker op een nacht, mijn broers en ik
van stemmen en vreemde geluiden buiten
en zagen toen we bang door een kier gluurden
mensen in lappen ingepakt aan het werk.

Ze zaagden en hakten de grote bomen om
aan onze Postjesweg en sleepten het hout
mee voor de kachel thuis. Soms floot
er één op zijn vingers: patrouille op komst

en ze glipten als muizen weg in trapportalen
om terug te kruipen als het gevaar voorbij was.
’s Ochtends lag het kille licht asgrauw
op de rafelige stompen in het trottoir.

Wij mochten niet in de Orteliusstraat
naar school. Die was gevorderd, Duitse soldaten
sliepen in de lokalen. Een buurman wist
waarom: het zou geen maanden

meer duren totdat de bevrijders kwamen,
hij had het zelf gelezen in Trouw. Mond dicht,
zei vader, jongens met geen mens over praten.

Willem van Toorn

Aftocht

Hoe hadden al die lichte kleren toch
winter en dood doorstaan? De groepjes mensen
die langs de stoeprand stonden, waren nog
mager en bleek, maar meisjes droegen

vrolijke jurken met bloemen, veel mannen
plotseling zomerpakken, lichte hoeden, jongens
een korte broek – hadden
die kleren al die donkere maanden diep in kasten

en dozen hoop betekend? Voor wie nu voor hen langs
trokken in de lentezon was alle hoop verkeken:
honderden morsige soldaten te voet, een eenbenige
jongen in een handkar, geduwd door twee verslagen

kameraden, anderen op nog maar kort geleden
gestolen fietsen, op marktkarren met paarden
ervoor, zelfs op een huifkar – allemaal zonder wapen
in een daglange stoet op weg. Waarheen? Moesten ze lopen

naar Duitsland? Af en toe schreeuwde
iemand iets baldadigs, maar vreemd ingetogen
stonden de meeste mensen daar te staren
naar al die schuifelende voeten op de stenen,

alsof ze nog niet echt mochten geloven
wat ze toch met hun eigen ogen zagen.

Willem van Toorn