De Surinaams-Joodse Julius Wolff helpt Duits-Joodse vluchtelingen onderduiken. Hij is daarnaast betrokken bij het Indonesische verzet. Hij overlijdt in Kamp Dachau.

Wolff is gehuwd met de niet-Joodse vrouw Thelma Brugman, geboren in Madioen in Nederlands-Indië. Ze wonen in de Lodewijk Boisotstraat nr. 2 in De Baarsjes. Wolff is actief in het verzet en is onderduikverschaffer. In deze film vertellen zijn kinderen hun verhaal over de Tweede Wereldoorlog en de impact die alle gebeurtenissen hebben gehad op het gezin.

Wolff is bevriend met de Indonesische student Raden Mas Rasono Woerjaningrat. Rasono is naar Nederland gekomen om te studeren in Leiden. Na de sluiting van de Universiteit van Leiden kan hij zijn studie een jaar later voortzetten in Amsterdam. Hij is lid van de Perhimpoenan Indonesia. In Amsterdam staat hij aan het hoofd van een Indonesische verzetsgroep. Via deze groep krijgen Julius Wolff en zijn vrouw Thelma veel onderduikers. Die verblijven op zolder, waar speciaal voor hen een ruimte is ingericht.

De activiteiten van Julius Wolff blijven niet onopgemerkt. Hij is uiteindelijk verraden en opgepakt. Via Vught komt hij terecht in  concentratiekamp Dachau. Hij maakt de Bevrijding net niet meer mee. Want in februari 1945 overlijdt hij daar aan vlektyfus.

Aja en Loek Wolff vertellen over hun ouders en hun stiefvader Rasono. Maar daarnaast ook over hun zusje, die tijdens de oorlog is verongelukt, en hun broer, die getekend is door alles wat er tijdens de oorlog is gebeurd.